Door verschillende technieken voor mestverwerking met elkaar te combineren kan uit mest een concentraat worden geproduceerd met een hoog mineralengehalte. Bijvoorbeeld een meststof met een hoog gehalte stikstof maar een laag gehalte fosfaat. Dit kan heel gericht worden ingezet.
Dit is één van vele voorbeelden om meer waarde toe te voegen aan dierlijke mest.
Daarnaast kan dierlijke mest ervoor zorgen dat er minder fosfaat en kalium wordt gewonnen uit mijnen. Door het recyclen van nutriënten kan het gebruik van kunstmest dalen en wordt de landbouw meer circulair.
Door de mest te verwerken kan het aanbod van meststoffen beter worden afgestemd op de vraag van akkerbouwers.
Het is dus belangrijk om de samenstelling van mest aan te passen aan de behoeften naar nutriënten. In veel regio’s is er vraag naar een meststof met een hoog stikstofgehalte, zonder P en K. Andere telers hebben juist vraag naar een meststof met veel N en K en juist weinig P. En in regio’s in met name in het buitenland is P zeer schaars.
Deze meststoffen vinden hun toepassing onder andere als bijbemesting tijdens het groeiseizoen, wanneer reeds een basisbemesting met N-P-K via dierlijke mest is uitgevoerd. Denk hierbij aan grasland en in de graanteelt. Dit speelt vooral in regio’s met een hoge beschikbaarheid van dierlijke mest, zoals in Nederland en Vlaanderen. Veel akkerbouwgewassen, vooral op zandgronden, hebben juist weer een bemesting nodig met veel K.
In graangebieden met een geringe beschikbaarheid van dierlijke mest, zoals in Noord-Frankrijk en Zuidwest-Duitsland, zal vooral behoefte zijn aan een N-P-K-meststof, bij voorkeur met organische stof. Ook de afwezigheid van zwavel is daar vaak beperkend voor de groei van het gewas.
Als de samenstelling van dierlijke mest wordt aangepast aan de regionale en gewasspecifieke behoeften, neemt de kans toe dat het product aantrekkelijker wordt voor boeren.
©2020 Nederlands Centrum Mestverwaarding